driekoningenpreek 5-1-2020

Paul Begheyn SJ

Driehonderd drieëntachtig jaar geleden, in 1637, schreef een dubbele allochtoon in de Amsterdamse Warmoesstraat, nummer 39, een liedtekst over het feest van Driekoningen. Het was Joost van den Vondel, geboren in Keulen en via Antwerpen terechtgekomen in Amsterdam. Drie jaar later zou hij katholiek worden. Maar in dat jaar schreef hij zijn bekendste toneelstuk, Gysbrecht van Aemstel, bij de opening van de Amsterdamse schouwburg. Daarin klonk ook zijn fameuze kerstgedicht:

                        O kerstnacht, schoner dan de dagen,

                        hoe kan Herodes ’t licht verdragen,

                        dat in uwe duisternisse blinkt

                        en wordt gevierd en aangebeden?

                        Zijn hoogmoed luistert naar geen reden,

                        hoe schel die in zijn oren klinkt.

Het was een tijd waarin wij romantisch en dramatisch praatten over ons geloof. Er was toen nog nauwelijks sprake van kritisch Bijbelonderzoek. We namen de teksten voor lief zoals ze er waren. Maar nu, bijna vier eeuwen later, hebben we zoveel meer ontdekt, over onze geschiedenis en herkomst. Het is niet voor niets, dat genealogie (stamboomkunde) de meest populaire hobby is in onze tijd. Je wilt weten waar je vandaan komt, wie je voorouders waren. Soms is dat schrikken geblazen, maar vaker nog is het een spectaculaire ontdekking. Je ontdekt waar je talenten en je karaktertrekken hun oorsprong hebben.

            De Bijbelstudie heeft ons veel geleerd gedurende de afgelopen eeuwen. Laten we maar eens kijken naar het feest van vandaag: Driekoningen. Het blijkt geenszins om koningen te gaan, en het waren er ook geen drie. Wie naar de wortels van christelijke feesten onderzoek doet, komt tot allerlei ontdekkingen. Om te beginnen zien we dat het feest van vandaag zijn oorsprong heeft in Egypte, waar in Alexandrië de oudste sporen van dit feest te vinden zijn. Het blijkt een verchristelijking te zijn van een oorspronkelijk heidens feest. De Egyptenaren hadden immers de gewoonte om van de nacht van 5 op 6 januari het geboortefeest te vieren van de god Aeon, de god van tijd en eeuwigheid. Vanuit Alexandrië verspreidde dit feest zich in de loop van de derde eeuw over het gehele Oosten en raakte het als geboortefeest van Christus ingeburgerd, of liever gezegd als: de openbaring van de Heer.

Rond dezelfde tijd was de herdenking van de geboorte van Jezus ontstaan. In het jaar 274 stelde keizer Aurelius 25 december in als het geboortefeest van de heidense god Sol invictus, de onoverwinnelijke Zon (oorspronkelijke de Syrische zonnegod Emesa of de Griekse god Helios / Apollo). De Kerk van Rome kerstende ook dit feest. Opmerkelijk hoe vaak in de geschiedenis de christelijke Kerk als een kloek op heidense plekken en tijden ging zitten broeden, om er een eigen broedsel uit te laten voortkomen.

Terug naar Driekoningen. Dat waren geen drie koningen. In het evangelie van Matteüs komen wel koningen voor, twee zelfs: koning Herodes en de pasgeboren koning van de Joden. Die staan tegenover elkaar, ze vertegenwoordigen twee totaal verschillende waarden.

Matteüs spreekt over ‘wijze mannen’; in de Griekse grondtekst staat er ‘magoi’, magiërs, waarschijnlijk Perzisch-Babylonische astronomen, astrologen en natuurwetenschappers. In de derde eeuw zijn het er drie geworden, omdat ze drie geschenken meebrachten: goud, wierook en mirre, de kostbaarste goederen die destijds in Arabië te vinden waren. Ze symboliseren drie eigenschappen van Jezus: zijn aardse koningschap, zijn  goddelijkheid en zijn status van Gezalfde. De drie wijzen kregen namen. In het Grieks waren dat Apellius, Amerius en Damascus, in het Hebreeuws Galgalat, Malgalat en Sarathin. Ze zijn vooral bekend geworden onder hun gelatiniseerde Perzische namen Caspar, Melchior en Balthasar. Ze vertegenwoordigen de drie toen bekende werelddelen (Europa, Azië en Afrika), en zouden respectievelijk 20, 40 en 60 jaar oud zijn geweest (de levenstijdperken van de volwassene).

Waren het op kerstmis eerst de herders, symbool voor de marginale mens, die het goede nieuws te horen kregen, vandaag zijn het de vreemdelingen, die op zoek zijn gegaan naar de blijde boodschap. Onlangs schreef de Engelse historicus Peter Frankopan, dat wij het christendom beschouwen als iets Europees. Maar we moeten ons goed realiseren dat er tot 1400 meer christenen leefden in Azië dan in Europa. Voordat de eerste missionarissen naar Nederland kwamen, waren er al christelijke kerken in Kashgar (China) en Samarkand (Oezbekistan). We kunnen dus veel over God leren van marginale mensen en vreemdelingen.

Om het feest vandaag nog eens kort samen te vatten kunnen we te rade gaan bij Paus Franciscus, die twee jaar geleden in zijn preek zei, dat we net als de wijzen drie dingen moeten doen: de ster zien, erop uit trekken en geschenken meebrengen. De ster zien, naar de hemel kijken, dromen, verlangen naar God en naar het nieuwe dat hij zal brengen. Erop uit trekken, onvermoeibaar blijven gaan, zonder ballast, risico’s durven nemen. Geschenken meebrengen, goed doen zonder voorbehoud, zonder er iets voor terug te willen.

Amen.

Dit vind je misschien ook leuk...