Over het kerkgebouw

De kerk:

De geschiedenis van het kerkgebouw van de Paulus is vrij jong en gaat terug naar 1961. In kerken, die een geschiedenis van een eeuw of langer hebben, kun je de invloeden proeven, die het geloof voor mensen in die jaren heeft gehad. Als je er oog voor hebt, ontdek je datzelfde in de Pauluskerk te Osdorp-Zuid-west, want het ontwerp van de kerk werd gemaakt ten tijde van het 2e Vaticaans Concilie en de invloed daarvan gaf aan het gebouw een aparte architectuur.

Aan de bouw van de kerk werd begonnen in maart 1966 – het slaan van de eerste paal – en de bouw werd voltooid op 4 november 1967 – de dag dat de kerk geconsacreerd werd. De bouwpastoor was Jozef Adank; de architect Ir.Jos van Leeuwen. Zowel het exterieur als het interieur zijn vrij sober gehouden. Niet alleen de bouwkosten speelden daarbij een rol, maar ook de visie op ‘het samen-kerk-zijn’.

De buitenkant van het gebouw past geheel in de omgeving, niet opvallend, maar toch met een eigen accent om aan te geven, dat de bestemming van dit gebouw een andere is dan dat van een woonhuis, kantoorruimte of bedrijfspand.
In de toren boven de hoofdingang hangt een 675 kg wegende bronzen klok, gegoten door de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen B.V. uit Aarle-Rixtel. De tekst op deze klok luidt “NIHIL SINE VOCE”: “Niets zonder eigen geluid”. Deze luidklok wordt mechanisch in beweging gezet.

Voorruimte links

Wanneer U door de hoofdingang binnenkomt, bevindt U zich in de voorruimte, een plaats, waar mensen als op een dorpsplein voor en na de viering elkaar kunnen ontmoeten; een ruimte ook waar gebruik van gemaakt wordt bij grotere bijeenkomsten. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad om deze voorhal te realiseren. Het Bisdom van Haarlem, dat de lening voor de bouw van kerk en pastorie beschikbaar stelde, vond een dergelijke ontmoetingsplaats een overbodige luxe, waarvoor bij het Bisdom geen geld geleend kon worden. Er werd derhalve geen toestemming verleend om die voorruimte te bouwen. Door inzet van parochianen onder de bezielende leiding van kapelaan A.Brabander werden jarenlang oude kranten en vodden in de wijk opgehaald om de benodigde ƒ 58.000,– (€ 26.320) bijeen te brengen. Het is aan de “voddenrapers van St.Paulus” te danken dat deze voorruimte er gekomen is. In de loop van de jaren is gebleken, dat deze aangebouwde ruimte werkelijk aan een behoefte voldoet.

Vlak voor U de kerkzaal binnengaat, ziet U rechts van de glazen deuren de eerste steen, die door pastoor J.Adank op 10 december 1966 werd gelegd. In de buurt van deze ”eerste steen” werd eerder op 7 maart 1966 de eerste paal geslagen. Achter deze eerste steen ligt een koker met daarin een oorkonde, waarin de stichting van de kerk wordt beschreven en deze stichting in de tijd wordt geplaatst: ‘Onder het pontificaat van paus Paulus VI, het episcopaat van Theodorus Henricus Johannes Zwartkruis, onder de regering van Juliana, koningin der Nederlanden, onder het burgemeesterschap van Amsterdam, Gijsbertus van Hall, onder het pastoraat van Josephus Antonius Adank werd op 10 december 1966 deze eerste steen gelegd’. Leiders uit kerk en samenleving van het moment van de eerste steenlegging worden in deze oorkonde genoemd. Maar omdat perkament aangetast kan worden door de tand des tijds of door brand, werden aan dat perkament ook de in dat jaar in Nederland geslagen munten toegevoegd.

Eerste steen

In deze eerste steen is aan de rechterkant het jaartal 1967 gebeiteld en aan de linkerkant twee bij elkaar horende figuren. Boven: de zon, het symbool van het licht dat de apostel Paulus op het moment van zijn bekering verblindde, met daarin het kruis van Jesus; onder: een uitlopende twijg: nieuw leven dat door Gods licht groeikracht krijgt. Beide figuren zijn grillig uitgebeeld en symboliseren ‘vrijheid in gebondenheid’, de situatie van ongevormdheid van de kerk in de jaren zestig.

Als U van buiten komend de kerkzaal betreedt, springen drie zaken in het oog: de enorm grote, niet verwachte en toch intieme ruimte, de vorm van het interieur en de enorme lichtkoepel boven de altaartafel.

De grote ruimte: bij de bouw van de kerk verlangde het Bisdom van Haarlem dat de kerk tezamen met de dagkapel plaats zou bieden aan duizend mensen. De bouwcommissie van onze parochie vond destijds het voorschrift van het Bisdom om een kerkgebouw neer te zetten, dat plaats bood aan duizend mensen wel wat veel van het goede. Toch waren de zitplaatsen in de beginjaren onder de vieringen vrijwel allemaal bezet. Naast twee zijbeuken, waren er twee middenbeuken, een voorste en een achterste middenbeuk. Aan het eind van de zeventiger jaren en in het begin van de tachtiger jaren zijn deze beide middenbeuken voorzien van een looppad in het midden. Om de doorloop achter in de kerk wat te vergemakkelijken, zijn daar enkele rijen banken verwijderd. Op dit ogenblik heeft de kerkzaal 625 zitplaatsen en de dagkapel 56, zodat het totale aantal met 319 is teruggebracht.

De kerk is gebouwd in de vorm van een tent, hetgeen geaccentueerd wordt door de 16 spanten, welke het kegelvormige dak dragen. Deze in Doetinchem vervaardigde spanten zijn in hun geheel per boot aangevoerd over de Hoekenesgracht. Nadat de fundering van de kerk was aangebracht, werden eerst deze spanten geplaatst, daarna het dak en pas als laatste de muren van de kerk. Het model van de kerk “een tent”, bewust gekozen, benadrukt dat wij als geloofsgemeenschap “Gods volk onderweg” zijn. De vorm van een tent herinnert ons aan de 40 jaar durende tocht van het volk van Israël op weg naar het beloofde land. Maar al zijn we als Gods volk onderweg, we mogen op deze plaats vertoeven om kracht op te doen en om elkaar in Gods naam te ondersteunen, om onze opdracht waar te maken: de vreugde en het verdriet van onszelf en van anderen te delen.

Karakteristiek is de lichtkoepel boven de altaartafel. Deze koepel met een diameter van 410 cm symboliseert dat ons levenslicht van boven komt. Bovendien benadrukt deze lichtkoepel het centrum van het gebouw: de plaats waar Gods Woord klinkt en waar we de tekenen van de Sacramenten vieren, bij uitstek de viering van de Eucharistie.

De kerk is als bouwwerk gedegen maar sober van opzet en toch straalt ze een warmte en een religieuze sfeer uit. De zitplaatsen zijn zo rond het altaar gegroepeerd, dat iedereen goed zicht op het centrum van de kerk heeft en zich door de schikking van de banken nauw betrokken kan voelen met wat we samen vieren. De afstand tussen het centrum en de zitplaatsen is gevoelsmatig een kleine, waardoor het meevieren versterkt wordt.

Terecht dominerend in het liturgisch centrum is de verplaatsbare grote houten altaartafel van iroco, een harde en sterke Afrikaanse houtsoort, waarvan al het meubilair in de kerk vervaardigd is. De afmeting van deze tafel bedraagt 310 x 150 cm. In dit altaar ligt een altaarsteen met – zo wordt aangenomen – de relikwieën van de Martelaren van Gorkum.

Aan de linkerkant van de altaartafel ziet U de ambo, vanaf deze plaats wordt de Woorddienst gehouden, en de lessenaar voor de Bijbel, het Boek van het verhaal van God en mensen, dat in de liturgie een centrale plaats inneemt; aan de rechterkant van het altaar staan de paaskaars, elk jaar een nieuwe kaars, die in de paasnacht voor de eerste keer wordt ontstoken en die gedurende het gehele jaar onder alle vieringen brandt, en de doopvont, die bij gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de parochie als herinnering aan dit gebeuren werd aangeschaft. Vandaar de tekst op het deksel “Geschonken door de Paulusparochianen 17-12-1961 tot 17-12-1986”. De doopvont is een zilverkleurige gehamerde schaal met deksel, staande op een gegoten zilverkleurig voetstuk. Het handvat op het deksel bestaat uit een stuk bergkristal. De paaskaars staat eveneens op een zilverkleurige kandelaar, met een stralenvoet, waarmee de verspreiding van het licht gesymboliseerd wordt.

Tegen de achterwand van de absis zijn de zo genoemde twaalf apostel- of consecratiekruisjes aangebracht; twaalf steentjes die bij de in gebruikname van de kerk, de wijding van het gebouw, door de Bisschop gezalfd zijn. Zij herinneren aan de twaalf stammen van Israël en aan de twaalf apostelen, het fundament, waarop de kerk gebouwd is. Deze apostelkruisjes accentueren de verbondenheid met de kerk wereldwijd.

In het midden van de absis hangt een kruisbeeld , afkomstig uit de St.-Lucaskerk. Het is een geschenk van pastoor van Ogtrop aan de parochie.

Aan de linkerkant van de absis bevindt zich het tabernakel, waarin het heilige Brood wordt bewaard. Op het koperbeslag zijn twee cherubijnen afgebeeld en staat de tekst “Adoro Te devote” – ‘eerbiedig aanbid ik U’. Dit tabernakel werd al gebruikt in de noodkerk. In de nabijheid van het tabernakel hangt “de godslamp”, welke voor 99 jaar door de parochie van het Begijnhof aan de Paulusparochie is verhuurd.

De plaats waar de altaartafel staat, wordt het priesterkoor of de voorplecht genoemd. In de vloer voor het altaar is een witkleurig steentje gemetseld, dat door de bouwpastoor J.Adank is meegenomen uit de Griekse stad Korinthe. Dit is een stukje steen van de bema, het spreekgestoelte aan de Agora, de markt en de vergaderplaats, waar vanaf de apostel Paulus, onze beschermheilige, gepreekt moet hebben.

Het orgel aan de rechterkant van het liturgisch centrum is in 1978 gebouwd door de firma Jos Vermeulen, orgelbouwers uit Alkmaar. De dispositie van het orgel is: manuaal I: C-g’’’; bourdon 8’; prestant 4’; mixtuur 2-3 st. manuel II C-g’’’; holpijp 8’; roerfluit 4’; nasard 2(2/3)’; prestant 2’; pedaal c-f’; bourdon 16’.

Op 17 december 1978 – het 17e jaar na de oprichting van de parochie – werd het orgel plechtig ingewijd. De heer Bernard Bartelink, organist van de kathedrale Basiliek St.Bavo te Haarlem, heeft de bouw begeleid en heeft met een orgelconcert dit orgel plechtig ingespeeld. Het orgel is aan de kerk geschonken door de Bouw- en Beleggingsmaatschappij ELJEBE.

Achter in de kerk staat een uit hout gesneden Mariabeeld, eens door pastoor J. Adank in Duitsland gekocht. Rechts daarvan een houten, maar helaas geschilderd beeld van St.-Antonius van Padua, in bruikleen gegeven door de Orde der Minderbroeders Conventuelen. Links van het Mariabeeld staat een uit hout gesneden en uit Duitsland afkomstig sierlijk en stoer beeld van St.-Paulus, naar wie de kerk genoemd is.

Naast de beelden hangt een kruis met daarbij herinneringskruisjes, waarop de naam, geboorte- en overlijdensdatum staan van overleden medeparochianen. Deze kruisjes blijven op die plaats hangen tot Allerzielen en kunnen dan door de nabestaanden mee naar huis worden genomen.

Tussen beide beelden staat de eerste doopvont: en grote Larense zwerfkei, waarin een holte is uitgeslepen voor het doopwater. Voor het uithollen van de waterruimte en voor het plaatsen van de kei op een sokkel is fl. 600,– (€ 275,–) bijeengebracht door de kinderen van de St.Paulusbasisschool, die samen met enkele ouders postzegels, waspoeder- en boterbonnetjes hiervoor spaarden.

Deze als eerst aangeschafte doopvont wordt niet meer gebruikt, omdat een viering achter in de kerk de opname in de geloofsgemeenschap niet zichtbaar en voelbaar maakt.

Tegen de achterwand van de kerk treft u 14 kruiswegstaties aan. Daarboven hangen vijf schilderijen die komen uit de Sint Lucaskerk. Ze werden in de jaren 1995-1997 geschilderd door MARK DECONINCK (Oostende, België, 1957)

Het grootste doek geeft de stad Jeruzalem weer, het levensdoel van Jezus. Lucas beschrijft in zijn evangelie de levensreis van Jezus naar de Stad van Vrede. Volgens Lucas’ tweede geschrift, de Handelingen van de Apostelen, werden de leerlingen na Jezus’ hemelvaart en na de neerdaling van de heilige Geest (Pinksteren) vanuit Jeruzalem uitgezonden om de blijde boodschap te brengen tot het uiteinde van de aarde. Het doek herinnert ons eraan dat, als wij de kerk verlaten, wij in deze tijd gezonden zijn het evangelie te verkondigen en te beleven, tot geluk van de samenleving, die moet worden omgevormd tot stad van vrede.

De overige vier, kleinere doeken, beelden verhalen uit die we alleen in het Lucasevangelie aantreffen: de aankondiging van de engel aan Maria van Jezus’ geboorte; de ontmoeting van Jezus, de Messias van Israël met Simeon en Hanna, de vertegenwoordigers van het volk Israël; de terugkeer van de verloren zoon naar de wachtende, vergevende vader; de maaltijd in Emmaüs van Jezus met twee leerlingen, op de dag van de verrijzenis. Zij herkenden de opgestane Heer aan het breken van het brood.

Op de achterwand in de nabijheid van de kleine ingang hangt een olieverfschilderij ‘het leven overwint het lijden’. Dit schilderij, ontworpen en geschilderd door de beeldende kunstenaar Willem Claassen, heeft de Paulusparochie vanaf 1 februari 1999 voor onbepaalde tijd in bruikleen. Links boven: de gekruisigde Christus en daaronder: grote om uitkomst smekende handen: de lijdende mens, die zich verbonden voelt met de Gekruisigde. Rechts boven: de Emmaüsgangers met de verrezen Heer in hun midden, die zij herkennen aan het breken van het brood, waardoor zij de moed hervonden om op de ingeslagen weg verder te gaan; daaronder: de zweetdoek van Veronica, waarin het gezicht van Jesus is afgedrukt: al moet een mens er oog voor hebben, het goede dat je doet, heeft een blijvende invloed.

Tussen het op een na laatste spant vóór het tabernakel hangt aan de buitenmuur een doopklok met de naam “Petrus”, geschonken uit dankbaarheid door een parochiaan. Dit klokje wordt geluid, wanneer iemand door het doopsel in onze kerkgemeenschap wordt opgenomen om zo iedereen van de doop op de hoogte te brengen.